‘Mogen zijn’ voor iedereen
YANNICK ROELS
‘Plekwerker’ bij Cultureghem, sociaal-culturele vzw in Kuregem (Kanaalzone, Brussel)
Twee maanden geleden schetste een reeks in deze krant het leven van de zogenaamd niet-bestaanden in dit land. De gelukzoekers die in een parallelle stad vrijwel onzichtbaar wonen, soms werken, op zijn minst overleven. YANNICK ROELS staat midden in die wereld en kan zich niet langer verzoenen met hoe ze manifest wordt ontkend.
Ik zie ze dagelijks landen: tieners, prille twintigers, jonge vrouwen en mannen gekatapulteerd vanuit een andere wereld om hier hun ‘geluk te zoeken’. Ondanks hun verschillende kleuren en geuren hebben al die ‘gelukzoekers’ één zaak gemeen: zodra ze voet op Belgische bodem hebben gezet, moeten zij gedocumenteerd en gestructureerd aantonen waarom zij precies het recht hadden om alles achter te laten en bij ons binnen te vallen. Op het einde van dag twee vullen ze papieren in die, zonder dat ze het beseffen, hun levenspad zullen bepalen.
Fast forward, enkele maanden later
Brief: ‘Excuses, meneer, u mag niet blijven.’
Gelukzoeker: ‘Sorry, meneer, maar u begrijpt het niet goed: ik kán niet terug want (vul reden zelf in: geweld, armoede, schaamte, verleden).
Brief: ‘Nochtans, bij punt 7a in formulier 88bis vulde u zo’n zes maanden geleden een andere reden in.’
Gelukzoeker: ‘Ja, dat is waar, meneer, maar u moet begrijpen dat ik toen amper twee dagen in België rondliep en vooral geboeid was door het concept “stoppen voor verkeerslichten”. Een vriendelijke man zei wat ik het best kon invullen en dat dan alles in orde zou komen.’
Brief: ‘Mijn excuses, meneer, maar u bent al opgenomen in ons systeem, gelabeld en teruggestuurd naar afzender.’
Gelukzoeker: ‘Ja maar, meneer…’
Brief: ‘Mijn excuses, meneer, maar u mag niet zijn.’
Ondertussen in de échte wereld
In het asielcentrum vinden ze het bijzonder jammer, maar ze hebben geen keuze. Ze zeggen dat hij zijn boeltje moet pakken en het best naar huis terugkeert. Maar de gelukzoeker kent een vriend van een vriend die hetzelfde meemaakte en die op een of andere manier nog hier is. Een kamer wordt gedeeld en een nieuwe wereld komt tevoorschijn. Eén waar nog meer mensen zijn met gekke brieven. Mensen die om een onverklaarbare reden niet hebben geluisterd naar de brief waarin staat dat ze niet mogen zijn.
Iemand weet dat je op de markt, rond 5 uur ’s ochtends, een paar euro bijeen kunt sprokkelen door enkele uren te helpen met laden en lossen. Iemand anders kent een plek waar je – als je lang genoeg wacht – heel misschien opgepikt wordt om te helpen bouwen, koken of zeulen. Elke ochtend opnieuw gooien de gelukzoekers zichzelf in die échte wereld. Af en toe komt er iemand bij in de familie van de gekke brief, af en toe verdwijnt iemand omdat hij op de foute tram zat.
Ondertussen in de mooie wereld
Mijn naam is Yannick, en ik kom niet uit de échte wereld. Ik kom uit de mooie wereld. Een wereld waarin het snel duidelijk is dat ik het best stop voor een rood verkeerslicht en waar mijn persoonlijk geluk het belangrijkste mag zijn. Op het einde van de maand krijg ik een loon waarmee ik de huishuur betaal en lekkere dingen koop. Als ik ziek ben, ga ik naar de dokter en krijg ik een groen briefje waarmee ik het betaalde bedrag grotendeels terugkrijg. Bovendien stap ik enkele keren per jaar in de auto om te kijken wat er op andere plekken in de wereld gebeurt.
Beroepshalve reis ik dagelijks naar de échte wereld. Ik leer er mensen kennen en werk met hen samen. Ik vind ze leuk, interessant en ongelooflijk vrijgevig. Mijn telefoon is gevuld met de nummers van deze mensen. Zij staan te springen om mij een dagje te helpen. Ondanks hun harde labeur kan ik ze maar 32,71 euro betalen, omdat een vrijwilligersvergoeding de enige (semilegale) oplossing is. Doe ik dat niet, dan breng ik de organisatie waarvoor ik werk in gevaar. Wanneer ik hen dat uitleg, bekijken ze me met een vreemde blik en bedanken ze me een keer of honderd voor de leuke dag en de centen.
Ik ga niet akkoord
Mijn naam is Yannick. Ik zoek mij te pletter naar kleine gaatjes om mijn vrienden van de mooie wereld te laten proeven. Al was het maar een beetje. Ik probeer ze te helpen in de zoektocht naar een dak boven hun hoofd, naar degelijk eten, een opleiding of een job voor enkele uren. Nooit helemaal legaal, nooit helemaal illegaal.
Maar ik ben het beu. Ik ben boos. Ik doe niet meer mee. Ik wil mensen die voor mij hard en goed werken correct betalen. Zodat zij voor zichzelf kunnen zorgen.
Daarom mijn voorstel: kunnen we er even van uitgaan dat iedereen mag zijn?
Ik begrijp dat de capaciteit van ons land beperkt is. Ik begrijp dat we niet tot in het oneindige voor iedereen kunnen zorgen. Ook ik heb geen pasklaar antwoord voor mensen die hier niet mogen blijven. Gelukkig zijn er tientallen agentschappen en commissies met slimme mensen die gekke brieven sturen en die, hopelijk, een échte oplossing vinden voor de mensen uit de échte wereld.
Maar kunnen we, tot het zover is, ervan uitgaan dat iedereen gewoon mag zijn? En dat, zolang die gelukzoeker hier toch rondloopt, hij op zijn minst loon naar werken krijgt? Zodat mensen niet wegkwijnen, zodat ze af en toe de kans krijgen om te proeven van de mooie wereld en ze ook nog eens bijdragen aan ‘de staat’. (Ik vang namelijk hier en daar op dat iedereen zijn steentje moet bijdragen.) En mocht iemand zich hierover ongerust maken: de jobs in de échte wereld en de jobs in de mooie wereld zijn niet dezelfde.
Helaas is die dag dat mensen ‘mensen’ mogen zijn nog niet aangebroken. Tot die dag ga ik niet akkoord en beroep ik mij op mijn burgerlijke ongehoorzaamheid. Ik blijf zoeken naar systemen, oplossingen en loopholes om mijn vrienden uit de échte wereld loon naar werk te geven. Mocht je er ooit samen over willen praten, lief land: kom eens langs. We vinden er wel iets op.
Herlees de reeks ‘Verborgen stad’
(DS 18 tot/met 24 oktober)